Stefaan Vermeulen werd op 6 oktober 1966 geboren in Hasselt, maar groeide op in Genk. Aan de hogeschool in Genk kreeg hij les van Hugo Duchateau en Ado Hamelrijck, die beiden van grote invloed zijn geweest op zijn later werk als schilder en beeldend kunstenaar.

Hoewel soms met humor gelaagd, spreekt uit zijn tekeningen en schilderijen ook een wrange en wat melancholische blik op de werkelijkheid. In zijn oeuvre zoekt Stefaan Vermeulen naar de grenzen en de betekenis van hedendaagse manieren van afbeelden. Hij woont en werkt in Vliermaal (nabij Tongeren).

Als neo-impressionist werkte Stefaan Vermeulen de voorbije jaren aan een uitgebreide reeks grote en kleinere landschappen. Hij baseert zich daarbij losweg op fotomateriaal om in vele lagen transparant acryl op doek of paneel een poëtische, semi-realistische weergave te creëren. Zo wordt het onderwerp ondergeschikt aan licht en kleur, die beiden met schijnbaar onbezonnen en ruwe verfstreken worden neergezet. De focus die Vermeulen de laatste jaren legt op het schilderen van landschappen is geen vlucht uit de realiteit, zijn werk hoort thuis in onze tijd. Het nodigt de toeschouwer uit om anders naar de wereld te kijken, niet vanuit een nostalgische reflex maar zorgzamer en trager, met meer overleg en reflectie. Hoe kunnen we koesteren zonder behoudsgezind te zijn?

“Dat ik de laatste jaren vooral aan het werk ben geweest als landschapsschilder, is een keuze die een beetje als vanzelf is gegaan sinds ik in Haspengouw woon. Dat schilderen van landschappen doe ik niet vanuit een romantische benadering, ik stel me veel meer de vraag ‘hoe’ ik iets wil afbeelden.

De werkelijkheid die ik rondom mij zie, doet zich naar mijn gevoel vaak onverklaarbaar poëtisch voor. Misschien is dat het oog van de kunstenaar, die niet praktisch of problematisch kijkt, maar die gewoon geïnteresseerd is in de verschijning van de werkelijkheid. Het is in de vertaling naar verfstreken dat ik die ervaring voor de kijker wil herhalen, zonder gebruik te maken van het oorspronkelijk verhaal dat ik zag. Het uiteindelijke schilderij is dus niet gewoon een afbeelding van een landschap, het zou autonoom het oorspronkelijke beeld (dat alleen ik dus gezien heb) moeten vervangen. Onderwerp of plaats zijn nauwelijks van belang, wel de textuur op het doek, de verfstreken, de manier van schilderen en van uitbeelden, het evenwicht tussen wat ik wel en niet afbeeld, en tussen datgene wat ik controleer en datgene wat ik niet controleer en dat deel van mijn acties dat zichtbaar is voor de toeschouwer.

Speciaal daarin is dat het resultaat figuratief is. Zo gebruik ik de middelen van een abstract schilder om uiteindelijk een figuratief resultaat te krijgen.”